De bouw

Nadat in 1580 het monnikenklooster Oostbroek en in 1585 het Vrouwenklooster met bijbehorende kerken waren gesloopt was er voor de Biltse bevolking geen plaatselijke kerk meer. De inwoners van De Bilt konden nu naar Zeist gaan. Hier was de kerk na de reformatie nog gespaard gebleven.Vanaf 1640 kon men naar de nieuw gestichte kerk in Blauwkapel. In de doopboeken van de Blauwkapelse gemeente komen veel namen voor van inwoners uit De Bilt. Inmiddels was het aantal gezinnen dat de protestante godsdienst beleed gegroeid tot meer dan veertig. Het was nu tijd geworden voor een eigen kerk in De Bilt.

Op 27 februari 1650 werd door de Staten van Utrecht toestemming geven voor de bouw van een kerk in De Bilt. Deze toestemming was niet gemakkelijk tot stand gekomen. De toenmalige schout Paul Ruijssch en de hoogleraar godgeleerdheid Prof. Dr. Hoornbeek hebben hierover zware onderhandelingen moet voeren met de Staten van Utrecht. Een van de argumenten was dat er in de provincie kerken waren met minder leden. Bij toestemming hoorde een subsidie van ƒ 12.000,-. Dit was bestemd voor het bouwen van de Kerk, een predikantswoning en een kosterswoning. Aan deze subsidie was de voorwaarde verbonden dat reparaties aan de gebouwen en het levensonderhoud van de koster ten laste kwamen van de kerkelijke gemeente.

De bouw van de kerk kon beginnen. Het werd een eenvoudig rechthoekig zaalkerkje van 20 meter lang en ongeveer 10 meter breed. De muren waren 7 meter hoog en midden op 13 meter hoge nok van het zadeldak met wolfseinden werd een klein torentje met spits en luidklokje geplaatst. Op de spits werd een ijzeren vierwindstrekenkruis met daarop een weerhaantje geplaatst. In zijvleugels werden drie vensters met aangebracht met min of meer gotische vormgeving. De oostgevel kreeg twee van deze vensters. Hierboven werd een rond venster aangebracht om de zolder van licht te voorzien. In de westgevel bevond zich ook een rond venster en een grote toegangsdeur die alleen bij huwelijks- en uitvaartdiensten. Onder de middelste vensters van de zijgevels werden kleinere deuren gemaakt. Het interieur was sober. De preekstoel stond, net als nu tegen de oostgevel. De preekstoel bestond alleen uit een achtkantige kuip met een trapje. De luifel en het achterplat zijn waarschijnlijk toevoegingen uit de 17 eeuw. In de kerk was plaats voor 200 kerkgangers.

Op 27 april 1652 werd de kerk in gebruik genomen. Enkele weken later werd de schoolmeester tot koster benoemd en later dat jaar werd Dominee Lambertus Sanderus als eerste predikant aangesteld. In 1661 werd bij de Staten van Utrecht een subsidie aangevraagd voor een gaanderij, zodat het aantal zitplaatsen kon worden uitgebreid.

De kerktoren

Vanaf 1798 waren volgens de staatsregeling alle kerktorens van de burgerlijke gemeente. De burgerlijke gemeente besloot in 1839 het torentje af te breken en tegen de westgevel van de kerk een nieuwe toren te bouwen. De ingang van de toren werd tevens de hoofdingang van de kerk. 

 In 1868 werd het eerste (mechanische) uurwerk in de toren geplaatst. Dit uurwerk heeft tot 1934 dienst gedaan. Hierna werd het vervangen door een nieuwe. De huidige luidklok is van 1783 en wordt nog steeds door de koster met de hand geluid. Voordat men op de torenklok kon kijken hoe laat het was, maakte men gebruik van de zonnewijzer aan de zuidzijde van de kerk. De zonnewijzer is nog steeds aanwezig. De zonnewijzer moet al voor 1742 zijn aangebracht, hiervan getuigt een rekening van schilderwerkzaamheden aan de zonnewijzer. Op 2 april 1973 kwam tijdens een zware storm de haan op de toren scheef te staan. De haan werd verwijderd. Hij bleek in slechte staat en men besloot hem te vervangen door een nieuwe haan. De oude haan is te zien in de hal van de toren. In 1976 werd een nieuwe haan geplaatst. In 1976 werden tevens restauraties uitgevoerd aan de omloop en de koepel van de toren. Thans wordt de toren jaarlijks door de Monumentenwacht geïnspecteerd.

Bij een inspectie in 1987 werd geconstateerd dat de toren was aangetast door de bonte knaagkever. In 1989 constateerde men dat de aantasting in een zeer snel tempo verliep. Daar de kans bestond dat ook het dak van de aangrenzende kerk werd aangetast, werd een restauratie uitgevoerd. Het meeste aangetaste houtwerk werd vervangen. Het overige houtwerk werd geïnjecteerd met een bestrijdingsmiddel. Ook het loden plat van de torenomloop en een deel van het muurwerk werden gerestaureerd.

In het jaar 2008 werd de toren door de burgerlijke gemeente opnieuw gerestaureerd.

Verbouwingen aan de kerk

In 1840 werd tegen de oostgevel tussen de twee vensters een kerkenkamer gebouwd. Tevens werd ook het interieur aangepast.Toen in 1844 het orgel werd geplaatst, moest de gaanderij worden gewijzigd. De ruimte aan beide zijde van het orgel werd vergroot door de gaanderij aan vooruitspringend te maken. In de 19de eeuw werd de kerk te klein doordat het aantal kerkgangers sterk groeide. In 1895 werd besloten de kerk te vergroten. De oostgevel en de kerkenkamer werden gesloopt en vervangen door een dwarsaanbouw en een nieuw kerkenkamer. Tevens is toen een toegangsdeur in de zuidgevel gemaakt. Hiermee kreeg de kerk haar huidige vorm. Na de verbouwing was het aantal zitplaatsen toegenomen tot ongeveer 530.

In 1952 werd een grondige opknapbeurt in gang gezet. Dit ter gelegenheid van het 300 jarig bestaan van de kerk. Er kwamen nieuwe banken en er werd voetverwarming aangelegd. Nieuwe gebrandschilderde glas-in-loodramen werden geschonken door de gemeenteleden. De ramen werden ontworpen door mevrouw Gunhild Kristensen. In 1990 werd het dak van de kerk gerestaureerd. De kosten hiervan zijn voor 80% gedragen door het rijk en voor 20% door de kerkelijke gemeente. In 2002 is op zondag 28 april het 350 jarige bestaan van de kerk gevierd met een herdenkingsdienst en op 14 september is er nog een concert gehouden. Teven is er ter gelegenheid van het 350 jarig bestaan rondom de kerk verlichting aangelegd. De kerk staat nu mooi in de schijnwerpers en is vanaf de Dorpsstraat en de Burgemeester de Withstraat goed zichtbaar.

Bron: 350 jaar Dorpskerk in De Bilt